Een draaiersjongen
Een draaiers jongen In een blauwgeruite kiel Draaide hij aan 't grote wiel De ganse dag. Maar Michieltjes jongenshart Leed ondragelijke smart A-ach! a-ach! a-ach! a-ach! Als matroosje vlug en net Heeft hij voet aan boord gezet Dat hoorde zo. Naar Oostinje, naar de West Jongens, dat gaat opperbest! Hojo, hojo,
































































